Spring naar inhoud

Kunstverlossing

Inleiding

Deze folder geeft informatie over de gebruikelijke gang van zaken bij een vaginale kunstverlossing. Dit is een bevalling via de vagina (schede), waarbij de gynaecoloog met een verlostang of een vacuümcup helpt bij de geboorte van je kind. Bij een eerste bevalling is deze hulp vaker nodig dan bij een volgende. Naar schatting krijgt ongeveer één op de vijf vrouwen die voor het eerst bevalt, te maken met een vaginale kunstverlossing. Het kan zijn dat je van huis naar het ziekenhuis moet komen, of dat je al in het ziekenhuis bent omdat je poliklinisch bevalt. In beide gevallen draagt de verloskundige of de huisarts die je begeleidt, de zorg over aan de gynaecoloog. Afhankelijk van de omstandigheden blijft de verloskundige of huisarts bij de bevalling aanwezig om je te ondersteunen. Ook is het mogelijk dat je al in het ziekenhuis bevalt omdat de gynaecoloog om een andere reden je bevalling begeleidt.

Een tangverlossing wordt ook wel forcipale extractie genoemd. De medische term voor een vacuümverlossing is vacuümextractie. Wij beschrijven hieronder de instrumenten en de gang van zaken bij deze bevallingen.

Hoe ziet een verlostang eruit?

Een verlostang bestaat uit twee metalen ‘lepels’. Elke lepel bevat een gebogen blad dat precies om de zijkant van het kinderhoofd past. Op de overgang van de bladen met de steel zit een verbindingsstuk met een handvat. Als de beide bladen om het hoofd van het kind zijn geplaatst, houdt het verbindingsstuk de lepels op hun plaats. Inclusief de steel zijn de lepels 35 tot 40 cm lang.

Tijdens een aantal weeën (terwijl je zelf mee blijft persen) trekt de gynaecoloog aan het handvat van de verlostang om te helpen bij de uitdrijving. Bij de geboorte van het hoofd worden de lepels verwijderd. Daarna volgt snel de geboorte van het lichaam.

Hoe ziet een vacuümpomp eruit?

Een vacuümcup is een ronde zuignap van metaal of plastic, met een doorsnede van ongeveer vijf cm. Aan de buitenkant van de cup is een rubber of plastic slang aangesloten. Nadat de cup tegen de schedel van de baby is geplaatst, wordt via deze slang lucht uit de cup gezogen. Zo ontstaat een vacuüm (luchtledigheid) in de cup; de binnenkant van de cup wordt hierdoor stevig tegen de schedel aan gezogen. Aan de bolle kant van de cup zit ook een ketting vast. Nadat de cup is vastgezogen begeleid de gynaecoloog tijdens een aantal weeën (terwijl je zelf blijft meepersen) de baby om de uitdrijving te bespoedigen. Zodra het hoofd geboren is, stopt men met het vacuümzuigen: de cup laat dan los van het hoofd. Daarna volgt snel de geboorte van het lichaam.

Een vaginale kunstverlossing

In welk stadium van de bevalling wordt een tang- of vacuümverlossing toegepast? Een bevalling kent drie verschillende stadia (perioden):

  • de ontsluiting
  • de uitdrijving
  • de periode na de geboorte

Tijdens de ontsluitingsfase gaat de baarmoedermond open als gevolg van steeds krachtiger wordende weeën. De verloskundige of arts bepaalt de mate van ontsluiting door middel van inwendig onderzoek. Bij volkomen ontsluiting is de baarmoedermond helemaal open. Het hoofd daalt dan verder in. Tijdens de weeën krijgt je meestal in toenemende mate het gevoel mee te moeten persen.

Zo begint de uitdrijvingsfase, die eindigt met de geboorte van je kind. Een tang of vacuümverlossing vindt plaats tijdens deze tweede fase, de uitdrijvingsfase. Het is daarbij noodzakelijk dat het hoofd diep genoeg in het bekken is ingedaald.

Redenen voor een tang- of vacuümverlossing

De belangrijkste redenen voor een tang- of een vacuümverlossing zijn het niet vorderen van de uitdrijving en/of dreigend zuurstoftekort bij het kind. Een enkele keer mag een zwangere niet of slechts kort persen, bijvoorbeeld wegens gezondheidsproblemen van hart of longen.

Het niet vorderen van de uitdrijving

Zeker bij een eerste bevalling komt het regelmatig voor dat een baby ondanks krachtig persen niet spontaan wordt geboren. Soms is het kind aan de forse kant of is de stand van het hoofd zodanig dat het bekken niet gemakkelijk gepasseerd kan worden. In andere gevallen zijn de weeën niet sterk genoeg of zwakken ze tijdens de bevalling af. Moeheid en gebrek aan kracht kunnen ook een rol spelen. Vaak is er een combinatie van factoren. Bovendien neemt naarmate het persen langer duurt de kans toe dat de conditie van het kind achteruitgaat. Degene die je bevalling begeleidt, adviseert dan hulp om je kind geboren te laten worden. De ervaring leert dat de meeste vrouwen tegen die tijd hulp als een opluchting ervaren.

Mogelijk zuurstoftekort bij het kind

Tijdens het persen worden de harttonen van de baby gecontroleerd. Bij een ongestoorde zwangerschap gebeurt dit meestal met een ‘doptone’. Dit is een klein instrument dat regelmatig met behulp van geluidsgolven via de buikwand de harttonen registreert. Bij een bevalling op medische indicatie past men vaak een CTG-registratie toe. Dit is een doorlopende harttonenregistratie via de buikwand of de schede d.m.v. een elektrode op het hoofd van de baby. De harttonen geven aan hoe de conditie van het kind is. Langdurig of ernstig afwijkende harttonen kunnen een teken zijn van dreigend zuurstoftekort. Soms wordt een beetje bloed van de hoofdhuid van het kind afgenomen (microbloedonderzoek) om te bepalen of het kind voldoende zuurstof krijgt. Na een ongestoorde zwangerschap is de kans op mogelijk zuurstoftekort heel klein. Als er bijzonderheden zijn tijdens de zwangerschap, zoals groeiachterstand van het kind, hoge bloeddruk of ruim over tijd zijn, neemt de kans op afwijkende harttonen toe, en daarmee de kans dat een vacuüm- of tangverlossing noodzakelijk is.

Verloop van een tang- of vacuümverlossing

Bijna altijd maakt men een dwarsbed. Dit betekent dat men het onderste gedeelte van het verlosbed weghaalt en je je benen in beensteunen plaatst. Dit is vergelijkbaar met de houding bij een inwendig onderzoek op een gynaecologische stoel. De gynaecoloog kan zo tussen je benen in staan om te helpen de baby geboren te laten worden. Voor de ingreep wordt de blaas soms met een dunne slang (katheter) geleegd. De gynaecoloog doet een inwendig onderzoek om de stand van het hoofd van het kind en de mate van indaling te bepalen. Dit is nodig om de verlostang of de vacuümcup goed op het hoofd te kunnen plaatsen.

Bij een tangverlossing worden de lepels een voor een om het hoofd gelegd. Bij een vacuümextractie plaatst de gynaecoloog de cup op de bovenkant van het hoofd. Daarna wordt er vacuüm gezogen, zodat de cup zich binnen enkele seconden aan de schedel van de baby vastzuigt. Zowel het plaatsen van de lepels van de verlostang als het inbrengen van de vacuümcup is vaak onplezierig en pijnlijk. Het is niet altijd mogelijk door verdoving deze pijn te voorkomen. Je ervaart over het algemeen minder pijn als het je lukt te ontspannen, bijvoorbeeld door het wegzuchten van de pijn. Nadat de lepels zijn geplaatst of de vacuümcup zich heeft vastgezogen trekt de gynaecoloog bij iedere volgende wee mee terwijl je perst. Het is belangrijk dat je zo krachtig mogelijk blijft meepersen. Soms drukt de verpleegkundige of verloskundige op je buik om de kracht van de wee te versterken. Tussen de weeën door zorgt de gynaecoloog dat het hoofd niet terugglijdt. Over het algemeen wordt je kind na enkele weeën geboren; soms is meetrekken gedurende meer weeën noodzakelijk. Of een tangverlossing of een vacuümverlossing de voorkeur heeft hangt onder andere af van de ligging van het kind en de indaling van het hoofd. De ervaring en de voorkeur van de gynaecoloog bepalen meestal de keuze.

Inknippen bij een tang- of vacuümbevalling?

Nogal eens - maar zeker niet altijd - wordt bij een tang- of vacuümbevalling ingeknipt. Dit hangt onder andere af van de harttonen (en daarmee van de snelheid waarmee de baby geboren moet worden), de stevigheid van de bekkenbodemspieren, de dikte van het weefsel tussen de schede en de anus, en de ingeschatte kans op ernstig inscheuren. Bij inknippen geeft de arts vaak van tevoren plaatselijke verdoving. Daardoor merk je van het inknippen zelf niet veel, maar de eerste dagen van het kraambed zijn er wel vaak pijnklachten.

Het kind na de geboorte

Een tang- of vacuümverlossing wordt niet zonder reden verricht. Meestal is er sprake van een langdurige uitdrijving en/of dreigend zuurstoftekort bij het kind. Afhankelijk van de reden van de kunstverlossing wordt je kind na de geboorte door een kinderarts onderzocht. Als je kind rond de uitgerekende datum in goede conditie wordt geboren, is couveuseopname vaak niet noodzakelijk. Als extra zorg of observatie nodig is, is zo’n opname wel gewenst.

Na een vacuümverlossing ziet en voel je nog enkele dagen de afdruk van de vacuümcup op het hoofd van je kind als een blauwrode verdikking. Dit komt omdat zich vocht onder de huid heeft opgehoopt. De zwelling is binnen een dag bijna helemaal weg, de verkleuring verdwijnt na enkele dagen.

Ook na een tangverlossing kan er enkele dagen een afdruk op de zijkant van het hoofd van je kind zichtbaar zijn.

Het kind kan na een tang- of een vacuümverlossing hoofdpijn hebben en soms wat misselijk zijn. Men adviseert dan 24 uur wiegenrust: je mag het kind dan alleen oppakken voor noodzakelijke handelingen als verschonen en het geven van voeding. Ook schrijft de kinderarts soms een pijnstiller voor.

Complicaties

De kans op complicaties van een tang- of vacuümverlossing is klein.

Afschieten van de vacuümcup

Een enkele keer schiet de vacuümcup van het hoofd terwijl de gynaecoloog trekt. Dit is niet altijd te voorkomen. Soms is het hoofd al zo diep gekomen dat verdere hulp niet nodig is. Maar ook kan de gynaecoloog de cup opnieuw aanbrengen, alsnog besluiten een verlostang te gebruiken, of beslissen om een keizersnede te doen.


Bloeduitstorting op het hoofd van het kind

Een bloeduitstorting op het hoofd van het kind wordt een enkele keer na een vaginale kunstverlossing gezien, maar komt ook wel voor na een spontane  (vaak langdurige) bevalling. Zo’n bloeduitstorting is meestal dan ook meer het gevolg van een langdurige bevalling dan van de kunstverlossing. Deze complicatie wordt wat vaker gezien bij een vacuüm- dan bij een tangbevalling. De bloeduitstorting verdwijnt vanzelf, maar kan wel tot gevolg hebben dat het kind langer geel blijft zien.

Totaalruptuur bij de vrouw

Een totaalruptuur is het doorscheuren van de huid en het weefsel tussen de vagina en de anus. Ook de kringspier rond de anus scheurt dan geheel of gedeeltelijk in. Evenals bij een gewone bevalling kan ook bij een kunstverlossing een totaalruptuur ontstaan, maar deze complicatie komt wat vaker voor bij een tang of vacuümbevalling. Een knip kan een totaalruptuur niet altijd voorkomen.

Zorgvuldig hechten van een totaalruptuur is noodzakelijk om latere problemen met het ophouden van ontlasting te voorkomen. Vaak – maar niet altijd – gebeurt het hechten op de operatiekamer.

Problemen bij het legen van de blaas

Na de bevalling kunnen er soms problemen zijn bij het legen van de blaas ten gevolge van zwelling. Deze zwelling neemt meestal vanzelf af in de uren na de bevalling. Soms komt het voor dat er tijdelijk een urinekatheter geplaatst wordt om de blaas te legen.

Door langdurig persen en een vacuümextractie kunnen er ook problemen ontstaan bij de bekkenbodemspieren. Binnen Nij Smellinghe is een bekkenbodemfysiotherapeut werkzaam die u hierbij verder kan begeleiden. Voor de bekkenbodemfysiotherapeut heb je een verwijzing nodig van de specialist.

Emoties rond een tang- of vacuümverlossing

De beleving van een kunstverlossing wisselt sterk. Niet zelden betekent deze hulp een grote opluchting, zeker als vrouwen het gevoel hebben ondanks alle inspanningen geen millimeter op te schieten. 

Andere vrouwen vinden het moeilijk te verwerken dat de bevalling niet spontaan is verlopen. Zij hebben soms het gevoel te hebben gefaald, omdat zij niet in staat waren hun kind op de ‘normale’ manier ter wereld te brengen, en soms hebben zij het idee dat een normale bevalling van hen is afgenomen. Spelen dergelijke gevoelens bij je, praat erover met je partner, vrienden en familieleden. Bespreek tijdens de nacontrole je emoties en vragen, zoals waarom de kunstverlossing nodig was. Dit kan je ook helpen bij het verwerken van emoties. Schrijf je vragen van tevoren op zodat je niets vergeet. Tijdens de opname kun je ook gebruik maken van maatschappelijk werk.

Ook na langere tijd of voorafgaand aan een volgende zwangerschap kun je met de gynaecoloog, de verloskundige of de huisarts nog eens de hele gang van zaken bespreken als je daar behoefte aan hebt.

De vader

Voor de vader is de tang- of vacuümverlossing soms ook moeilijk te verwerken. Meer nog dan bij een spontane bevalling kan hij zich machteloos voelen. Als de bevalling thuis was begonnen, moet ook hij de teleurstelling van de onverwachte complicatie verwerken. Sommige mannen voelen zich nutteloos omdat zij het gevoel hebben nauwelijks iets te kunnen doen. Ook zijn zij vaak bang dat er iets misgaat. De handelingen bij een tang- of vacuümverlossing ervaren zij nogal eens als bedreigend voor moeder en kind. Achteraf bekent menig partner dat hij de hoop op een goede afloop eigenlijk al had opgegeven. Belangrijk is dat je probeert alle gevoelens en teleurstellingen met elkaar te bespreken. Ook voor je partner is het goed om vaak over deze ervaring na te praten.

Een volgende bevalling

Bij het allergrootste deel (meer dan 90%) van de vrouwen die tijdens een eerste bevalling een vacuüm- of een tangverlossing heeft ondergaan, verloopt een volgende bevalling zonder problemen. Over het algemeen is een vaginale kunstverlossing dan ook geen reden voor een medische indicatie (bevalling onder leiding van de gynaecoloog) bij een volgende zwangerschap.

Controle van de zwangerschap kan dan ook gewoon door de verloskundige of huisarts plaatsvinden. In uitzonderingsgevallen, bijvoorbeeld als de kunstverlossing erg moeilijk was, of bij andere complicaties, kan de gynaecoloog een medische indicatie adviseren.

Borstvoeding

Na een tang- of vacuümverlossing kun je over het algemeen zonder problemen borstvoeding geven. De eerste uren na de bevalling is het kind soms misselijk waardoor het minder zin in drinken heeft. De verpleegkundige en eventueel de kinderarts adviseren je wanneer en hoe je het beste met de voeding kunt beginnen.


Ontslag uit het ziekenhuis

Hoe lang je in het ziekenhuis blijft na een vaginale kunstverlossing, hangt af van de reden van de kunstverlossing, hoe gemakkelijk of moeilijk deze verliep, de conditie van je kind bij de geboorte, en de gebruikelijke gang van zaken in het ziekenhuis. Soms kun je na een paar uur naar huis, vaak blijf je nog ten minste een nacht in het ziekenhuis.

Vragen

Als je nog vragen hebt kun je ze altijd stellen aan je gynaecoloog, verloskundige of huisarts.

Download PDF