We maken toch niet teveel lawaai zuster?
Femke Kers werkt als regieverpleegkundige op verpleegafdeling A3 en schreef bovenstaand verhaal over het ontstaan van een vriendschap tussen twee onbekenden.
“Om 22.45 uur doe ik mijn laatste rondje over de afdeling. Alles is in een diepe rust behalve op kamer drie. De deur staat nog op een kier maar er klinken overduidelijk nog opgewonden stemmen vanaf de kamer. Wanneer ik de deur open trek, zie ik twee mannen die mij quasi schuldig aankijken: ‘We maken toch niet teveel lawaai zuster?’.
Af en toe ben ik er getuige van, het ontstaan van een bijzondere vriendschapsband.
In eerste instantie hielden ze zich afzijdig, ieder verdiept in hun eigen wereld. Een beleefde groet maar daarna weer terug in hun eigen bubbel, even de spullen uitpakken en in de kast leggen.
Maar naarmate de tijd vordert, de operatie is geweest en de visite naar huis is gegaan zie ik het vaker gebeuren. De patiënten die met elkaar op een kamer liggen raken met elkaar in gesprek. Eerst nog een voorzichtige uitwisseling van algemeenheden maar daarna komen er steeds meer dingen naar boven. Levensverhalen worden verteld. Mensen hebben gezamenlijke hobby’s en blijken allebei sportfanaten of vissers te zijn. Wanneer mensen met elkaar in gesprek gaan, komen ze er achter dat ze toch ineens veel overeenkomsten blijken te hebben.
De mannen gaan de volgende dag als een speer. Ze hebben beiden een nieuwe heup gekregen. In de revalidatie trekken ze zich aan elkaar op en moedigen elkaar aan om ook te gaan lopen. Ze doen alles samen: ‘Zullen we even naar de lift lopen?’.
In de avond zie ik het beste moment: allebei op hun eigen bed maar toch samen een voetbalwedstrijd kijken. Als we de koffieronde doen, krijgen ze wat drinken en eten. Ze lijken even te vergeten dat ze in een ziekenhuis liggen. Wanneer ze de volgende dag met ontslag gaan, volgt er een hartelijk afscheid: bijna alsof er twee vrienden uit elkaar gaan na een kleine reünie. Telefoonnummers en adressen worden uitgewisseld en dan gaan ze beiden weer hun eigen weg. Mooi dat ik van dit soort momenten getuige mag zijn.”