Ik kijk haar aan en vul haar aan. Niet gisteren, niet morgen, maar je leeft er midden in. Vandaag is nu en elke nieuwe morgen is een nieuw begin!
Regieverpleegkundige Femke Kers vertelt over een mooi gesprek met een van haar patiënten waarin een gedicht uit haar poëziealbum centraal stond.
Femke vertelt: “Op een donderdagavond heb ik late dienst op de afdeling. We hebben al een aantal opnames gehad en we hebben net even snel gegeten. Ik merk aan mijzelf dat ik wat gehaast ben, ik probeer wat taken te combineren en zo efficiënt mogelijk te werken. Ik doe mijn ronde langs de patiënten. Voor mij ligt een sterke zelfstandige vrouw op leeftijd in bed, alleenstaand en gewend om haar eigen boontjes te doppen. Ze ligt er al een paar dagen, maar is niet erg open over haar gevoel. Ze heeft de volgende dag een operatie gepland staan. Als ik bij haar kom, merk ik dat ze wat kortaf op mijn vragen reageert. Ik meet haar bloeddruk en voer de andere controles uit. Als ik haar vraag hoe het gaat antwoordt ze snel: “Goed hoor”. Ergens voel ik dat het niet zo is, maar ik voel ook dat ik geen ingang heb om met haar te praten. En eigenlijk komt mij dat ook wel goed uit, want ik heb nog meer te doen. Als ik mij omdraai en weg wil lopen zegt ze ineens: “Het is ook maar goed dat je van tevoren niet alles weet.” Ik vraag haar wat ze bedoelt en dan begint ze een gedicht op te zeggen:
“Als je alles weten zou, van morgen, overmorgen
dan had je vast niet minder maar levens groter zorgen.
Als je alles voelen zou, wat morgen komen moet,
dan had je gisteren verloren al je levensmoed”
Ik kijk haar aan en vul haar aan.
“Niet gisteren, niet morgen, maar je leeft er midden in. Vandaag is nu en elke nieuwe morgen is een nieuw begin!”
De dame glimlacht: “Je kent het?”
Ik vertel haar dat mijn moeder dit vroeger in mijn poëziealbum heeft geschreven en dat ik het nooit vergeten ben. Nu het ijs is gebroken vertelt de vrouw me dat ze de operatie heel spannend vindt en dat ze eigenlijk niet weet of ze wel geopereerd wil worden. “Maar ja, jullie en de dokters hebben al zo veel werk van mij gehad dus laat het maar gewoon doorgaan.” Ik pak een stoel en ga bij haar zitten. Ik leg haar uit dat ze de operatie voor niemand moet doen behalve voor haarzelf. En dat als ze het niet ziet zitten, dat helemaal goed is. We praten nog even door over kwaliteit van leven en wat dat voor haar betekent. Aan het eind van ons gesprek zegt ze: “Bedankt zuster, nu heb ik mijn gedachtes weer wat meer op orde.”