Spring naar inhoud

Stuitligging

In het kort

Sommige kinderen liggen tegen het einde van de zwangerschap in stuitligging: met de billen naar beneden en het hoofd omhoog. Vroeg in de zwangerschap is een stuitligging heel gewoon, maar tegen het eind van de zwangerschap ligt het kind normaal gesproken met het hoofd naar beneden.

Meestal is onduidelijk waarom een kind aan het eind van de zwangerschap nog steeds in stuitligging ligt. Er zijn wel enkele situaties waarin de kans op een stuitligging verhoogd is:

  • als je zwanger bent van een tweeling of meerling
  • als de baarmoeder of het bekken een afwijkende vorm heeft
  • als de moederkoek of vleesboom voor de uitgang ligt
  • bij aangeboren afwijkingen van het kind

Als je kind bij een zwangerschapsduur van 36 weken nog in een stuitligging ligt, kan de gynaecoloog of verloskundige proberen de baby te draaien. Bij een stuitligging aan het einde van de zwangerschap kun je kiezen tussen een keizersnee of een vaginale baring.

Een kind in stuitligging kan meestal gewoon vaginaal ter wereld komen. De billen of de voetjes van de baby verschijnen dan als eerste. In Nederland hebben de gynaecologen een aantal voorwaarden afgesproken waaronder een gewone, vaginale bevalling verantwoord is, ook bij een stuitligging.


Wat is een stuitligging?

Bij een stuitligging ligt het hoofd van het kind boven in de baarmoeder. Als de billen bij de uitgang van het bekken liggen, spreekt men van een onvolkomen stuitligging. De voetjes kunnen ook onderaan liggen, dat heet een volkomen stuitligging. In de figuren staan verschillende vormen van stuitligging.

Onvolkomen stuitligging

Figuur 1a. Onvolkomen stuitligging: met de benen omhoog langs het lichaam.

Volkomen stuitligging

Figuur 1b.  Volkomen stuitligging: met gebogen knieën zodat de voeten naast de billen liggen.

Hoe vaak komt een stuitligging voor?

Vroeg in de zwangerschap liggen veel kinderen in stuitligging. De meeste kinderen draaien tijdens de zwangerschap zelf om. Omstreeks de uitgerekende datum ligt minder dan 3% van de kinderen in stuitligging.

Waarom ligt een kind in een stuitligging?

Bij meer dan 85% van de zwangeren is het onbekend waarom een kind omstreeks de uitgerekende datum in stuitligging ligt. Er zijn wel enkele situaties waarin de kans op een stuitligging verhoogd is:

  • bij een meerlingzwangerschap
  • bij een afwijkende vorm van de baarmoeder of het bekken
  • als de placenta (moederkoek) of een myoom (vleesboom) voor de ingang van het bekken ligt
  • bij aangeboren afwijkingen van het kind

Onderzoek bij een stuitligging

Bij een stuitligging krijg je een echoscopisch onderzoek via de buik. De arts of echoscopist kijkt naar welk type stuitligging het is. Maar ook naar de groei van de baby, waarbij vooral de hoofdomtrek belangrijk is. Tevens naar de stand van het hoofd van de baby, de hoeveelheid vruchtwater, de ligging van de placenta en naar eventuele vleesbomen of andere afwijkingen die de ingang van het bekken blokkeren.

Wat gebeurt er als de baby bij ongeveer 36 weken nog in een stuitligging ligt?

Als je kind bij 36 weken of later in stuitligging ligt, zijn er drie mogelijkheden voor de verdere begeleiding:

  • de arts probeert je kind naar een hoofdligging te ‘draaien’
  • een vaginale bevalling waarbij eerst de billen of voeten worden geboren
  • een keizersnede bij 39 weken zwangerschapsduur

Je arts zal met jou bespreken welke mogelijkheden in jouw situatie realistisch zijn.

Het draaien van een kind in stuitligging

Waarom wordt een kind in stuitligging gedraaid?

De risico’s voor kind en moeder zijn het kleinst bij een vaginale geboorte in hoofdligging.

Wanneer wordt de stuitligging gedraaid?

Voor 36 weken zwangerschapsduur draaien veel kinderen zelf nog tot een hoofdligging. Het is daarom verstandig pas na deze termijn het kind te draaien. Soms is het beter om iets eerder of later te draaien. Dat heeft meestal te maken de hoeveelheid vruchtwater.
Het is bijna altijd mogelijk om tot aan de bevalling te proberen het kind te draaien. Meestal krijg je eerst een afspraak op de poli om de stuitligging te bevestigen em de bovenstaande gegevens met echo te bekijken. Daarna wordt er een afspraak gemaakt op de verloskamers voor een versie, als daar voor gekozen wordt.

Hoe verloopt het draaien?

Je krijgt een afspraak op de verloskamers. . Voordat men met het draaien begint, controleert de verloskundige de harttonen (CTG, cardiotocogram) en de ligging van het kind. In sommige gevallen krijg je een injectie met een weeënremmend middel om te zorgen dat de baarmoeder niet samentrekt. Daardoor kan je hartslag een paar uur versnellen en je kunt last krijgen van hartkloppingen. Het is belangrijk dat je zo ontspannen mogelijk ligt en je buikspieren niet aanspant. Misschien vind je een kussen onder je knieën prettig. Als je een goede houding hebt gevonden, pakt de verloskundige of gynaecoloog  het kind vast. Eén hand pakt net boven je schaambeen de billen van het kind en probeert deze omhoog te drukken. De andere hand pakt aan de bovenkant van je buik het hoofd van het kind en probeert dit naar beneden te duwen. Op deze wijze duikelt het kind tot het met zijn hoofd beneden ligt. Hoe lang het draaien duurt verschilt, van minder dan 30 seconden tot soms meer dan 5 minuten, maar over het algemeen niet meer dan tien minuten.  Na afloop controleert men opnieuw de hartslag van je kind door middel van een CTG.

Hoe vaak lukt het om een kind te draaien?

Of het zal lukken om een kind te draaien, valt niet te voorspellen. Over het algemeen geldt:
hoe vroeger in de zwangerschap en hoe meer vruchtwater, des te gemakkelijker het is om het kind te draaien. Dat heeft ook een keerzijde: als het kind gemakkelijk te draaien is, is de kans ook groot dat het zelf weer terug draait.

In een aantal situaties is het draaien moeilijker:

  • in een verder gevorderde zwangerschap is de hoeveelheid vruchtwater kleiner en de baby groter, wat het draaien moeilijker maakt.
  • als de moederkoek op de voorwand van de baarmoeder ligt, is het moeilijker om het kind te kunnen vasthouden bij het draaien.
  • hoe kleiner en zwaarder je zelf bent, hoe moeilijker het draaien wordt.
  • bij een eerste zwangerschap is de baarmoeder nog stevig en heeft het draaien minder kans op succes dan bij een tweede of derde zwangerschap.

Gemiddeld is de kans op succes ongeveer 40%.
Bij een tweelingzwangerschap is het niet mogelijk om een of beide kinderen te draaien. En bij een verhoogde bloeddruk of een litteken in de baarmoeder kan de gynaecoloog soms besluiten om het kind niet te draaien.

Mogelijke gevolgen en complicaties van het draaien

Voor de moeder zijn er geen gevaren. Je krijgt misschien een middel om de baarmoeder te ontspannen. Dat middel kan bijwerkingen geven, maar die gaan altijd vanzelf over. De buikwand kan door het duwen een paar dagen gevoelig en pijnlijk zijn. Dat is vervelend, maar kan geen kwaad. Na het draaien is de hartslag van de baby soms wat trager maar die wordt bijna altijd vanzelf weer normaal. Een heel enkele keer (bij veel minder dan 1%) blijven de harttonen afwijkend en is direct een keizersnede noodzakelijk.

Na het draaien

Als het is gelukt om je kind te draaien, kun je in principe gewoon thuis bevallen (tenzij je een andere reden hebt voor een ziekenhuisbevalling). Het kind kan uit zichzelf weer terug draaien naar een stuitligging. Je arts of verloskundige kan dan een nieuwe draaiing overwegen, wat dan meestal na een week gebeurt. Blijft het kind in stuitligging liggen dan moet je in het ziekenhuis onder controle blijven voor de zwangerschap en de bevalling.

Vrouwen met de bloedgroep Rhesus negatief, waarbij het kindje een positieve bloedgroep heeft, krijgen na afloop van een draaipoging een injectie met anti D, of het nu gelukt is of niet om het kind te draaien.


De vaginale bevalling bij een stuitligging

Hoe verloopt een gewone bevalling in stuitligging?

Een stuitbevalling lijkt in veel opzichten op een bevalling van een kind in hoofdligging. Er zijn ook drie fasen: de ontsluiting, het persen en de periode na de geboorte.
De ontsluitingsfase verloopt vaak iets anders bij een stuitbevalling. De billen, benen of voeten liggen naar beneden en drukken op de baarmoedermond. Deze zijn kleiner dan het hoofd en kunnen daardoor sneller door de baarmoedermond zakken. Je kunt daardoor persdrang krijgen voordat er volledige ontsluiting is. De verloskundige zal je dan vragen om nog niet te gaan persen. Het persen zelf gaat hetzelfde als bij een kind in hoofdligging. Aan het einde, als het lichaam van de baby geboren is tot ongeveer halverwege, vraagt de gynaecoloog je te zuchten en te stoppen met persen. In de volgende wee kan dan het hoofd in een keer geboren worden. Bij de geboorte van het hoofd drukt een assistent vaak boven het schaambeen om ervoor te zorgen dat het hoofd goed door het bekken gaat. Bij een stuitbevalling maakt men bijna altijd een dwarsbed: het voeteneinde van het verlosbed wordt weggehaald en je plaatst je benen in beensteunen (net als bij inwendig onderzoek op een gynaecologische stoel). De gynaecoloog kan dan tussen je benen staan om te helpen bij de geboorte. Bij een kind in onvolkomen stuitligging, met de benen omhoog, worden eerst de billen geboren, daarna de rest van het lichaam en de armen, en tot slot het hoofd. De geboorte van een kind in volkomen stuitligging verloopt hetzelfde, maar dan worden eerst een of twee benen geboren.

Controle van de hartslag kan gewoon plaatsvinden, of uitwendig, via de buik, of inwendig, via een elektrodedraadje op de bil van je kind.

Mogelijke complicaties bij de moeder

De kans op complicaties voor de moeder is bij een bevalling in stuitligging niet groter dan bij een bevalling in hoofdligging. Wel is er meer kans dat de gynaecoloog tijdens de bevalling besluit tot een keizersnede.

Mogelijke complicaties bij het kind

1. Direct na de bevalling
Kinderen in stuitligging die gewoon (vaginaal) worden geboren, worden vaker kort na de geboorte op de couveuseafdeling opgenomen dan kinderen die geboren worden na een keizersnede. Na een gewone bevalling na 38 zwangerschapsweken is bij ongeveer 1 op de 20 kinderen couveuseopname nodig, en dat is tien keer vaker dan na een keizersnede. Er bestaan verschillende redenen voor zo'n opname. Soms heeft het kind na de geboorte behoefte aan extra zuurstof of ademhalingsondersteuning.
Soms ontstaat er een beschadiging bij de geboorte, zoals een botbreuk, een zenuwbeschadiging of een hersenbloeding. Dit komt slechts zelden voor (bij ongeveer 1% van alle kinderen in stuitligging), maar ongeveer tweemaal vaker dan na een keizersnede.
 

2. Na de bevalling
Op de lange termijn is er geen verschil tussen kinderen in stuitligging die via een keizersnede zijn geboren en die vaginaal zijn geboren. De ontwikkeling verloopt hetzelfde en er is geen grotere kans op sterfte. Uit onderzoek onder tweejarige kinderen blijkt dat de gezondheid van kinderen die in een couveuse hebben gelegen niet verschilde van kinderen die niet in een couveuse hebben gelegen.

De keizersnede bij een stuitligging

Mogelijke complicaties bij de moeder

De kans op ernstige complicaties door een keizersnede is voor gezonde zwangeren heel erg klein, maar toch altijd groter dan na een gewone bevalling (zie ook De keizersnede). Het gaat hier om niet-levensbedreigende complicaties. Sommige komen ook na een gewone bevalling voor, zoals bloedarmoede of trombose. Andere zijn een gevolg van de keizersnede, zoals een nabloeding in de buik, een bloeduitstorting of wondinfectie, een beschadiging van de blaas of darmen die niet goed op gang komen. Een blaasontsteking komt na een keizersnede vaker voor dan na een gewone bevalling.

Mogelijke complicaties bij het kind

Een enkele keer is het moeilijk een kind in stuitligging via een keizersnede uit de baarmoeder te halen. Er kan een (zenuw)beschadiging optreden. Soms moet de keizersnede vroeg in de zwangerschap worden gepland om een spontane bevalling te voorkomen. Dan kan het kind longproblemen krijgen, waarvoor opname op de couveuseafdeling noodzakelijk is. Daarom doet men bij een stuitligging geen geplande keizersnede voordat de zwangerschap 39 weken oud is. Mocht je bevalling spontaan eerder op gang komen, zal de keizersnee wel eerder plaats vinden (tenzij je wellicht heel ver gevorderd bent; de keuze voor wel of geen keizersnede in dat geval wordt op de polikliniek met je besproken.

Na de keizersnede

Een keizersnede veroorzaakt een litteken in de baarmoeder. Dit is een nadeel bij een volgende bevalling. Je krijgt na een keizersnede het advies om bij een volgende zwangerschap in het ziekenhuis te bevallen, omdat het litteken een verhoogde kans op complicaties tijdens een volgende bevalling met zich meebrengt. Het litteken kan bijvoorbeeld openscheuren, de moederkoek kan voor de opening liggen, of de moederkoek kan heel vast met de baarmoeder vergroeid zijn wat veel meer bloedverlies na de bevalling geeft. Een zeldzaam gevolg is dat de baarmoeder na de keizersnede verwijderd moet worden. Deze complicaties komen zelden voor, maar wel vaker na een keizersnede dan na een gewone bevalling (zie ook De keizersnede).

Het maken van een keuze

Wanneer is een bevalling via de vagina mogelijk?

Aan het einde van de zwangerschap zal de gynaecoloog met jou en je partner bespreken of een gewone bevalling veilig is, of dat het beter is een keizersnede te doen. Voor een veilige vaginale bevalling gelden enkele voorwaarden:

  • er waren geen ernstige problemen bij een vorige bevalling, zoals een technisch lastig uit te voeren vacuüm- of tangverlossing (een gemakkelijk uit te voeren vacuüm of tangverlossing de vorige keer is geen bezwaar).
  • het geschatte gewicht van het kind is niet te hoog, waarbij vooral de hoofdomtrek belangrijk is.
  • het hoofd van het kind ligt voorover en niet achterover gebogen.
  • er is enige indaling van de stuit in het bekken.
  • de ontsluiting en de uitdrijving vorderen goed tijdens de bevalling.

Heeft u eigenlijk wel een keuze?

Je gynaecoloog geeft advies bij een stuitligging. Veel vrouwen kiezen zelf tussen een keizersnede of een vaginale bevalling. Mocht je wat hulp nodig hebben bij deze keuzem kun je kijken op www.keuzehulp.info/cz/baringstuit/intro

Een voorwaarde is dat de gynaecoloog die de vaginale bevalling begeleidt, dit ook verantwoord vindt. In dat geval is er weinig reden om toch een keizersnee te kiezen.

In een aantal situaties heb je geen keuze:

  • het is te laat om een keizersnede te doen: het kind staat op het punt geboren te worden.
  • het is te vroeg om een keizersnede te doen: als de bevalling nog niet op gang is gekomen doet de gynaecoloog pas een keizersnede na 39 voldragen zwangerschapsweken. Voor deze tijd is het risico op ademhalingsproblemen bij je baby te hoog.
  • de gynaecoloog vindt het niet verantwoord om je vaginaal te laten bevallen, bijvoorbeeld omdat het kind te groot is of niet gunstig ligt, omdat je de vorige keer een technisch lastige bevalling hebt gehad, omdat de ontsluiting of de uitdrijving niet goed vordert of omdat de harttonen van het kind verslechteren. Het verschil tussen een vaginale baring en een keizersnede is alleen onderzocht voor de zogeheten ‘a terme-stuiten’. Dat zijn kinderen in stuitligging die na een normale zwangerschapsduur worden geboren (tussen de 37 en 42 weken).

Het maken van een keuze

Als je als aanstaande ouders kunt kiezen tussen een gewone bevalling of een keizersnede, is het belangrijk dat je alle argumenten zo goed mogelijk op een rij zet. Veel ouders denken dat de keizersnede de veiligste manier is, maar een keizersnede heeft ook nadelen. We zetten de voor- en nadelen van beide vormen op een rij:

Voordelen gewone bevalling

Nadelen gewone bevalling

Natuurlijk, spontaan 
Geen nadelen van operatie 
 Iets hogere kans op problemen bij het kind kort na de geboorte
Kortere ziekenhuisopname 
Sneller herstel 
Volgende bevalling eventueel thuis mogelijk 
Voordelen keizersnedeNadelen keizersnede
Iets minder kans op problemen bij het kind, kort na de geboorte 
 Langere ziekenhuisopname
 Langzamer herstel
 Grotere kans op complicaties voor de moeder
 Geen thuisbevalling meer mogelijk
 Iets grotere kans op complicaties tijdens een volgende bevalling

Tot slot

Een kind in stuitligging geeft meestal aanleiding tot veel vragen. Je kunt jouw ideeën, eventuele twijfels en zorgen natuurlijk met je gynaecoloog bespreken. Deze tekst helpt je om dit gesprek voor te bereiden.

Meer informatie:

www.degynaecoloog.nl

Download PDF