Spring naar inhoud

Behandelingen darmkanker

Zo mogelijk krijgt u een curatieve behandeling. Dit is een behandeling die gericht is op genezing. Het doel van de behandeling is het verwijderen van de tumor in uw darm, waardoor herstel mogelijk is. Als genezen niet meer mogelijk is, krijgt u een palliatieve behandeling. Deze behandeling is bedoeld om de ziekte zoveel mogelijk af te remmen en uw klachten te verminderen

De meest toegepaste behandelingen bij darmkanker zijn een operatie en chemotherapie, eventueel in combinatie met doelgerichte therapie. Uw behandelaar bespreekt met u welke behandeling in uw situatie de beste resultaten zal geven. Heeft u een tumor in de endeldarm (rectumcarcinoom), dan is de behandeling anders dan bij een tumor elders in de dikke darm.

Operatie

Tijdens de operatie haalt de chirurg niet alleen de tumor weg, maar verwijdert de chirurg aan beide kanten van de tumor ook een stukje gezond weefsel en een deel van het vet met lymfeklieren vlakbij de tumor. Deze lymfeklieren onderzoeken we in een laboratorium op de aanwezigheid van kankercellen. Afhankelijk van deze uitslag bepaalt de arts of er een reden is dat u aanvullend nog chemotherapie krijgt.

Chemotherapie

Bij chemotherapie krijgt u medicijnen toegediend die de celdeling remmen, met als doel het doden van kankercellen. Deze medicijnen noemen we ook wel cytostatica. Er zijn verschillende soorten chemotherapie. Een medicijn dat bij darmkanker bijna altijd gebruikt wordt is 5-fluorouracil (5-FU), vaak in combinatie met andere medicijnen. Een nadeel van het combineren van cytostatica is dat mensen vaak meer last hebben van bijwerkingen.

Doelgerichte therapie (monoklonale antilichamen)

Wanneer de darmkanker uitgezaaid is naar plekken en organen elders in uw lichaam, kunnen we u behandelen met doelgerichte therapie in de vorm van monoklonale antilichamen. Deze antilichamen kunnen de groei van de tumor op verschillende manieren remmen. De antilichamen voegen we meestal toe aan de chemotherapie, maar soms geven we ze ook apart.

RAS test

Voorafgaand aan of tijdens de doelgerichte therapie doen we een RAS-test. Dit is een dna-test. De uitslag van deze test bepaalt of een behandeling met EGFR-remmers wel of niet effect zal hebben. EGFR-remmers zijn specifieke monoklonale antilichamen die de deling van kankercellen remmen. Bij iets meer dan de helft van de mensen met darmkanker is er een foutje in het RAS-gen aanwezig, waardoor EGRF-remmers niet werken.

Experimentele therapieën

In veel academische ziekenhuizen en gespecialiseerde kankercentra doen artsen onderzoek naar nieuwe behandelingen van darmkanker. Het gaat hierbij om behandelingen waarvan niet direct duidelijk is of die beter zijn dan de bestaande behandelingen. Mogelijk zal uw arts u vragen om mee te werken aan een dergelijk onderzoek.

Follow-up

Na de behandeling van darmkanker blijft u in principe nog vijf jaar onder controle. Dit noemen we ook wel nazorg of follow-up.

Het doel van de follow-up van darmkanker is:

  • Het opsporen van mogelijke recidieven. Een recidief is een tumor die is teruggekeerd na een eerdere behandeling. Een lokaal recidief ontstaat altijd op dezelfde plaats als de eerste tumor
  • Het opsporen van nieuwe uitzaaiingen in andere organen
  • Controle op mogelijke nieuwe darmpoliepen of tumoren
  • Het in kaart brengen en behandelen van de gevolgen van de behandeling
  • Het tijdig onderkennen van eventuele problemen, bijvoorbeeld met de verwerking van de diagnose en ingreep
  • Het, zo nodig, bieden van psychosociale zorg

De behandeling van darmkanker is volop in verandering, hierdoor zal de follow-up in de komende jaren ook gaan veranderen en steeds meer maatwerk worden. Aan het begin van uw follow-up traject hoort u waar uw follow-up uit zal bestaan, hoe vaak we u willen controleren en door wie u wordt gecontroleerd.

Sommige mensen vinden het een prettig en veilig idee om regelmatig naar het ziekenhuis terug te gaan. Anderen zien juist erg op tegen deze controlemomenten. Bij iedere controleafspraak spelen angst en onzekerheid onvermijdelijk weer op. Na vijf jaar is de kans op terugkeer van de ziekte zo klein geworden dat het niet zinvol meer is om daar onderzoek naar te doen. De arts controleert u dan alleen nog op nieuwe poliepen of nieuwe tumoren.